Ik kreeg onlangs een brief van Achmea die begon met de aanhef “Beste meneer Sigmond”. Ik vond dat prachtig omdat deze simpele woordcombinatie bij mij zorgde voor een compleet andere benadering van de weinig prettige inhoud van de rest van de brief. Daar is bij Achmea duidelijk over nagedacht.
“Tot mij heeft zich gewend”, Nog steeds beginnen advocatenbrieven op deze manier. Vervolgens krijgt u in veelal in oud-Nederlands een emmer met verwijten over u heen met daaraan gekoppeld een vordering om iets te betalen, iets te doen of iets na te laten. Dat komt nooit meer goed. Uw haren gaan overeind en u krijgt al de neiging om direct de telefoon te pakken of erger nog om zelf in de advocaat in de arm te nemen.
Vreselijk en een dergelijke aanpak is niet meer van deze tijd. vanouds zijn advocaten opgevoed met de gedachte dat bij het zo scherp mogelijk stellen van standpunten de uiteindelijke waarheid of beter gezegd rechtvaardige oplossing op de meest optimale manier naar boven komt drijven Hierbij zijn advocaten/juristen opgevoed met de gedachte dat dure woorden dure rekeningen rechtvaardigen en lange brieven met allerhande juridische termen de eigen belangrijkheid en richting eigen client de meerwaarde verhogen. Het opkomen voor de belangen van een client wordt dan gelijkgeschakeld met het creeren van een vijandbeeld van u als wederpartij. De reactie is dat u van uw kant weer een advocaat in de arm neemt die de wederpartij als vijand benadert en u vertelt dat de soep niet zo heet gegeten wordt.
De essentie van de oplossing van een juridisch conflict is dan juist dat eeuwenoude regels van het recht in dergelijke situaties de knoop doorhakken. Horkerigheid wel of niet is daarbij doorgaans geen criterium. Het gaat dan om simpele regels is er wel of geen overeenkomst gesloten, is er wel of geen sprake van een onrechtmatige daad of is een besluit wel niet of niet onjuist. Het resultaat is dan uiteindelijk vervelend voor de een en de ander plezierig.
In de rechtszaal zal een rechter